E-fiche 4 – De beslagen op onlichamelijk roerend goed

  • strict warning: Non-static method view::load() should not be called statically in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/views.module on line 879.
  • strict warning: Declaration of views_handler_filter::options_validate() should be compatible with views_handler::options_validate($form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_filter.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_handler_filter::options_submit() should be compatible with views_handler::options_submit($form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_filter.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_plugin_style_default::options() should be compatible with views_object::options() in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/plugins/views_plugin_style_default.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_plugin_row::options_validate() should be compatible with views_plugin::options_validate(&$form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/plugins/views_plugin_row.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_plugin_row::options_submit() should be compatible with views_plugin::options_submit(&$form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/plugins/views_plugin_row.inc on line 0.
  • strict warning: Non-static method view::load() should not be called statically in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/views.module on line 879.
  • strict warning: Declaration of views_handler_argument::init() should be compatible with views_handler::init(&$view, $options) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_argument.inc on line 0.
  • strict warning: Declaration of views_handler_filter_boolean_operator::value_validate() should be compatible with views_handler_filter::value_validate($form, &$form_state) in /var/home/europeeje/public_html/sites/default/modules/views/handlers/views_handler_filter_boolean_operator.inc on line 0.

Immateriële goederen zijn goederen die geen stoffelijkheid bezitten en dus niet zintuiglijk waarneembaar zijn, zoals bijvoorbeeld financiële instrumenten, rechten die het voorwerp kunnen uitmaken van onderhandelingen, patenten, merken, aandelen van een vennootschap, geld.

In dit e-blad:

Eerste deel. Beslag op aandelen in het algemeen

De uitvoeringsmodaliteiten van een beslag variëren afhankelijk van het feit of zij als voorwerp aandelen van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid hebben of aandelen van een personenvennootschap.

De onteigening van aandelen van een personenvennootschap is onmogelijk bij gebrek aan "overdraagbaarheid" in de mate waarin de introductie in het maatschappelijk kapitaal van een nieuwe persoon, een "nieuw" element zou vormen dat niet verenigbaar is met de karakteristieken van dit type vennootschap.

Artikel 2471 gewijzigd van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid - Onteigening van aandelen - schrijft echter voor dat:

De deelneming kan het voorwerp uitmaken van onteigening. Het beslag wordt gelegd na kennisgeving aan de debiteur en aan de vennootschap en opeenvolgende inschrijving in het vennootschappenregister.

De beschikking van de rechter die beslist tot de verkoop van de deelneming moet door de schuldeiser meegedeeld worden aan de vennootschap.

Indien de deelneming niet vrij overdraagbaar is en indien de schuldeiser, de debiteur en de vennootschap het niet eens zijn over de verkoop van gezegd aandeel, zal de verkoop openbaar gebeuren; maar de verkoop heeft geen gevolg indien de vennootschap binnen de tien dagen volgend op de verkoop, een andere koper aanbrengt die dezelfde prijs biedt.

De bepalingen van de vorige alinea zijn eveneens van toepassing in geval van faillissement van een vennoot.

Op basis van deze overwegingen, is het thans mogelijk om zonder enige twijfel te bevestigen dat aandelen het voorwerp kunnen uitmaken van een gedwongen onteigening en van voorlopige maatregelen die de vermogensgarantie van de debiteur kunnen bewaren.

Alvorens in detail de uitvoeringsmodaliteiten van het beslag te onderzoeken, als zij als voorwerp aandelen - deelnemingen - hebben, moet vermeld worden dat het voorwerp en de vorm van het beslag variëren in functie van het type vennootschap evenals van de graad van aansprakelijkheid van de debiteur-vennoot.

De vennootschappen zijn verdeeld in:

  • 1. Personenvennootschappen
  • a. S.N.C. - Vennootschappen onder firma
  • b. S.c.s. - Gewone commanditaire vennootschappen
  • 2. Kapitaalvennootschappen:
  • a. S.a.r.l. - Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
  • b. S.p.a. - Vennootschappen op aandelen
  • c. S.C.A. - Commanditaire vennootschappen op aandelen

De vennootschappen - op kapitaal of personen - beantwoorden in hoofdorde aan de verplichtingen van de vennootschap op hun vermogen.

Het aansprakelijkheidsniveau van de vennoot varieert in functie van het type vennootschap:

1. Vennootschap onder firma

In een V.O.F. vervullen de vennoten hun verplichtingen op onbeperkte en hoofdelijke wijze op hun volledige persoonlijke vermogen.

2. Gewone commanditaire vennootschap

De G.C.V. karakteriseert zich door het bestaan van twee categorieën vennoten die zich van elkaar onderscheiden door hun aansprakelijkheidsniveau:

  • onbeperkt voor de gecommanditeerde vennoten;
  • beperkt tot het aandeel toegekend aan de commanditaire vennoten;

3. Vennootschap op aandelen

In de vennootschap op aandelen, beantwoordt enkel de vennootschap aan de verplichtingen van de vennootschap op haar vermogen.

In geval van insolvabiliteit van de vennootschap, beantwoordt deze laatste aan de verplichtingen van de vennootschap die ontstaan zijn op het ogenblik waarop de aandelen hebben toebehoord aan één enkele persoon, op onbeperkte wijze wanneer de inbreng niet gebeurde in overeenstemming met artikel 2464 of zolang de publiciteit bepaald in artikel 2470 niet gevoerd werd.

Het aandeel van de vennoten in de vennootschap op aandelen wordt, zoals de naam reeds zegt, gevormd door aandelen.

4. Commanditaire vennootschap op aandelen

In de commanditaire vennootschap op aandelen vervullen de gecommanditeerde vennoten de verplichting van de vennootschap op hoofdelijke en onbeperkte wijze en de commanditaire vennoten zijn gehouden om deel te nemen binnen de grenzen van de inbreng in het onderschreven kapitaal.

De inbreng van de vennoten wordt vertegenwoordigd onder de vorm van aandelen.

5. Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

In de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, beantwoordt enkel de vennootschap voor de verplichtingen van de vennootschap op haar vermogen.

In geval van insolvabiliteit van de vennootschap, beantwoordt deze laatste aan de verplichtingen van de vennootschap die ontstaan zijn op het ogenblik waarop het hele aandeel heeft toebehoord aan één enkele persoon op onbeperkte wijze wanneer de inbreng niet gebeurde in overeenstemming met artikel 2464 of zolang de publiciteit bepaald in artikel 2470 niet gevoerd werd.

Wanneer de uitvoeringsmaatregel op het vermogen van de vennootschap die debiteur is onvoldoende is voor de realisatie van de schuldvordering, kan de schuldeiser van de vennootschap, in ondergeschikte orde, het persoonlijke vermogen aanspreken van de vennoot die aansprakelijk is. In dit laatste geval moet alvorens de gedwongen uitvoering uit te voeren tegen de vennoten op initiatief van een schuldeiser van de vennootschap, een nieuwe kennisgeving gebeuren van de ingebrekestelling waarbij de tekst moet worden aangevuld met:

  • de ingebrekestelling die rechtstreeks wordt verstuurd aan alle hoofdelijke vennoten;
  • de vermelding en de daaropvolgende elementen van de ontoereikende - of negatieve - poging tot beslag op het vermogen van de vennootschap.

De beslissing van het Hof van Cassatie, Sectie 3 van 15 juli 2005 bevestigt hetgeen hierboven wordt "aanbevolen":

"De gecommanditeerde vennoot, die onderworpen wordt aan een aanmaning tot betaling van een schuld van de gewone commanditaire vennootschap, kan verzet doen luidens artikel 615 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging om het voordeel te doen gelden van een voorafgaande bespreking van de vennootschap zodra zij op de hoogte gebracht werd van de aanmaning en zonder het beslag te moeten afwachten."

De uitvoeringsmodaliteiten verschillen naargelang het feit of het beslag als voorwerp aandelen heeft van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (S.a.r.l.), gedematerialiseerde aandelen (S.p.A.), niet gedematerialiseerde aandelen (S.p.A.) of aandelen van een personenvennootschap (S.N.C. en S.C.S.).

Tweede deel. Voorwerp en vorm van het beslag op aandelen van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (S.A.R.L.)

Het wetgevend decreet nummer 6 van 17 januari 2003 bepaalt in artikel 2471 van het Burgerlijk Wetboek de onteigening van de deelneming in de S.A.R.L. In verband met de regels die voordien van kracht waren, bestaat de nieuwigheid in een nieuwe definitie van het voorwerp van het beslag: "deelneming en niet meer aandeel". Deze nieuwe formulering houdt eveneens een wijziging in van de vorm van het beslag in de mate waarin het voorwerp van de onteigening niet meer een schuldvordering (aandeel) opzichtens derden is maar een "immaterieel roerend goed" wordt dat beslagbaar is binnen de vormen van het rechtstreekse beslag.

Hof van Cassatie, Derde Sectie, Arrest nummer 22361 van 21/10/2009.

Beslagbaarheid van het aandeel als autonoom goed. De deelneming in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid drukt een concrete contractuele positie uit die beschouwd moet worden als een immaterieel goed dat vergelijkbaar is met het roerend goed dat niet is ingeschreven in het openbaar register luidens artikel 812 van het Burgerlijk Wetboek; daarom kunnen luidens artikel 813, laatste deel, van het Burgerlijk Wetboek, hierop de bepalingen worden toegepast met betrekking tot de roerende goederen en meer bepaald het stelsel met betrekking tot de reële subjectieve situaties en conflicten met name op hetzelfde goed in de mate waarin het aandeel, zelfs als het zich niet voordoet als een materieel goed in dezelfde hoofde als het aandeel, evenwel een objectieve patrimoniale waarde heeft bestaande uit het aandeel van de vennootschap dat zij vertegenwoordigt en zich dus voordoet als een unitair voorwerp van rechten. Bijgevolg kan de deelneming in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid het voorwerp uitmaken van beslag lastens de vennoot die hiervan de houder is, zonder rekening te houden met de faling van een vennootschap die de derde partij is in de uitvoeringsprocedure; in dit geval is artikel 51 van de wet van faillissementen niet van toepassing.

Het nieuwe stelsel kent de volgende momenten van de procedure:

  • 1. kennisgeving van de ingebrekestelling aan de debiteur, houdende aanmaning tot het betalen en de andere elementen bepaald in artikel 492 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging;
  • 2. kennisgeving van de akte van beslag aan de vennootschap;
  • 3. inschrijving van het beslag in het ondernemingsregister bij de bevoegde kamer van koophandel;
  • 4. inschrijving van het beslag in het boek van vennoten, waartoe onverwijld moet worden overgegaan door de bestuurders.

Punt 4 werd doorgehaald door de wet nummer 2 van 28 januari 2009 - Omvorming in wet en wijzigingen van het wetsdecreet nummer 185 van 29 november 2008, houdende dringende maatregelen van steun aan families, aan het werk, aan tewerkstelling en aan de onderneming en die beoogt om in het perspectief van de strijd tegen de crisis, het nationale strategische kader te hervormen - gepubliceerd in het Journal Officiel nummer 22 van 28 januari 2009 - gewoon supplement nummer 14.

Artikel 16 - 12 quinquies - Wet 2/2009. In de eerste paragraaf van artikel 2471 van het burgerlijk wetboek, de bewoordingen: "De bestuurders gaan onverwijld over tot de inschrijving in het boek van vennoten" worden weggehaald.

Het beslag wordt slechts uitvoerbaar geacht na de inschrijving van het beslag in het ondernemingsregister (dat de burgerlijke stand van de ondernemingen uitmaakt), hetgeen ertoe strekt om iedere akte van overdracht van de deelneming (aandeel) die gebeurt na afloop van de datum van inschrijving van het beslag zonder gevolg te maken. Bijgevolg is het ondernemingsregister een instrument van de subjectieve publiciteit: het houdt rekening met de uitoefening van de activiteit die door de onderneming kan worden uitgevoerd via de verspreiding van feiten en akten met betrekking tot de economische operatoren die deze activiteiten opzetten.

Ingevolge het beslag moet de beschikking van de rechter die beslist tot de verkoop van de deelneming aangezegd worden aan de vennootschap door de schuldeiser. Indien de deelneming niet vrij overdraagbaar is en indien de schuldeiser, de debiteur en de vennootschap niet akkoord gaan over de verkoop van gezegd aandeel, zal de verkoop openbaar gebeuren. Een dergelijke verkoop heeft geen gevolg indien de vennootschap binnen de tien dagen na de toewijzing een andere koper aanduidt die dezelfde prijs biedt.

Derde deel. Voorwerp en vorm van het beslag op aandelen

1. "Niet gedematerialiseerde aandelen"

De deelneming in de S.p.A. gebeurt door aandelen. Bijgevolg heeft iedere aandeelhouder recht om aandelen af te leveren ten bedrage van zijn deelneming. De aandelen zijn dus inbrengen die vrij overdraagbaar zijn en normaal vertegenwoordigd worden door documenten in omloop in functie van het stelsel van de titels van de vordering.

Wanneer zij als voorwerp "niet gedematerialiseerde aandelen" heeft, wordt het beslag gelegd door het rechtstreekse in bezit nemen van het document houdende het recht door de gerechtsdeurwaarder - artikel 1997 van het Burgerlijk Wetboek - volgens de vorm van het roerend beslag bij de debiteur in de mate waarin het roerend goed het gevolg is - titel van schuldvordering - ofwel onder de vorm van beslag bij derden wanneer de titel in het bezit is van derden (vestiging van krediet of andere bestuurders of gemachtigde tussenpersonen).

Artikel 1997 Burgerlijk wetboek. Efficiëntie van zekerheden op de vordering.

De inpandgeving, het sekwester, het beslag en iedere andere verplichting op het recht vermeld in een titel van een schuldvordering of op de goederen vertegenwoordigd door deze titel, zijn zonder gevolg indien zij niet van toepassing zijn op de titel.

In de zin van artikel 2024 van het Burgerlijk Wetboek, is de zekerheid met betrekking tot de voorgelegde schuldvordering van kracht tegen de uitgever ervan en tegen derden ingevolge de vermelding op de titel waarop beslag gelegd wordt.

Artikel 2024 Burgerlijk Wetboek. Zekerheden met betrekking tot de schuldvordering.

Geen enkele verplichting op de schuldvordering is geldig tegen de uitgever en tegen derden indien zij niet voortvloeit uit een overeenstemmende melding op de titel en in het register.

Uiteindelijk moet krachtens artikel 520 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging de titel die het aandeel vertegenwoordigt, worden neergelegd op de griffie.

2. Gedematerialiseerde aandelen

De thans geldende reglementering laat aan de vennootschappen op aandelen toe om de uitgifte van aandelen uit te sluiten en om ze te vervangen door "gedematerialiseerde" aandelen. De term "dematerialisatie" verwijst naar een concept volgens hetwelk gecodeerde financiële instrumenten en deze die het meest bij het publiek verspreid zijn, niet langer vertegenwoordigd worden door titels op papier maar door louter boekhoudkundige geschriften. Ingevolge dit procedé van "dematerialisatie" van de aandelen, dat effectief geworden is door het wetgevend decreet nummer 213 van 24 juni 1998, was de wetgever verplicht om nieuwe bepalingen in te voeren voor de vorming van zekerheden (omwille van de onmogelijkheid om over te gaan tot de vermelding op de titel of bij de aankoop ervan) op deze specifieke immateriële titel. Bijgevolg werd voorzien - artikel 34 van het wetgevend decreet nummer 213/1998 - dat zekerheden worden gevormd op de financiële instrumenten via de registraties op de ad hoc rekening, gehouden door de tussenpersoon. In dit geval wordt het beslag gelegd volgens de vormen voorzien door de onteigening bij derden.

Artikel 34 van het wetgevend decreet nummer 213/1998. Stellen van zekerheden.

1. Zekerheden van alle aard die berusten op de financiële instrumenten onderworpen aan huidige Titel V, met inbegrip van deze voorzien door speciale bepalingen op de titels van de openbare schuld, worden uitsluitend gevormd door registraties op de rekening ad hoc die gehouden wordt door de tussenpersoon.

2. Specifieke rekeningen kunnen geopend worden zodat zekerheden gevormd kunnen worden op het geheel van de financiële instrumenten die geregistreerd zijn op deze rekeningen. In dit geval is de tussenpersoon aansprakelijk voor de naleving van de instructies die gegeven worden in de akte van het stellen van de zekerheid betreffende het behoud van de integrale waarde van de verplichting en de uitoefening van de rechten met betrekking tot de financiële instrumenten.

3. De registraties voorzien door huidig artikel worden aan de uitgever meegedeeld in de gevallen en binnen de termijnen voorzien door de wet.

De dematerialisatie, krachtens wetgevend decreet nummer 213 van 1998, wordt verplichtend wanneer gezegde financiële instrumenten onderhandeld worden of bestemd zijn voor de onderhandeling of ter beschikking gesteld worden van het publiek. Het gaat voornamelijk over beursgenoteerde titels of titels die bestemd zijn voor beursnotatie. De facultatieve dematerialisatie is voorzien voor iedereen die financiële instrumenten uitgeeft die niet onderworpen zijn aan de verplichte dematerialisatie.

Het systeem van vestiging van de verplichtingen, met inbegrip van het beslag en het sekwester van gedematerialiseerde financiële instrumenten, is bepaald in artikel 34 van het wetgevend decreet nummer 213 van 1998 en de artikelen 45 en volgende van het reglement aangenomen door de CONSOB door beraadslaging nummer 11768 van 23 december 1988 en de opeenvolgende wijzigingen ervan. Het algemene principe bevestigd door artikel 34 benadrukt dat de zekerheden van alle aard die berusten op gedematerialiseerde financiële instrumenten, openbaar of privé, uitsluitend gevormd worden vanaf de registraties op de hiertoe voorziene rekeningen en in het bezit van de tussenpersoon die gezegde registraties moet meedelen aan de uitgever ervan, in de gevallen en binnen de termijnen bepaald door de wet. Net zoals bij de kwestie van de zekerheden op de titel heeft de wetgever het intuïtief criterium gevolgd naar aanleiding van de dematerialisatie, waardoor de gedematerialiseerde titel niet meer toebehoort tot de categorie van titels van schuldvordering.

3. Verschillen

Het is belangrijk nader te vermelden dat er dus geen grote verschillen bestaan tussen de titel op papier en de elektronische titel. In de gevallen van de titel op papier gebeurt de uitgifte van de titels door het afdrukken of de compilatie van gezegde titels, anders gezegd door het materiële bezit van de titels waarvan de circulatie gebeurt door een dosering of overdracht en de eventuele zekerheden zullen op de titel of op het register van de uitgever worden vermeld. Voor de elektronische titel daarentegen, gelet op het gebrek aan materialisatie, wordt de titel ingeschreven op een erkende rekening gehouden door een tussenpersoon waarvan de circulatie gebeurt volgens louter boekhoudkundige registraties die dienen tot het vermelden van eventuele verplichtingen. Bijgevolg worden in de titel op papier de rechten van de vennootschap uitgeoefend krachtens de verwerving van de titel maar in het geval van de gedematerialiseerde titel, geeft de titelhouder die aandeelhouder is een mandaat aan de tussenpersoon en vraagt daarbij om een certificering. Het Cour Suprême heeft zich alzo uitgesproken over de dematerialisatie:

De "dematerialisatie" (of de "onttiteling") van titels van schuldvordering gaat, volgens het stelsel dat volledig in werking gesteld werd door de wet nummer 231 van 1998, de fysieke dimensie van de titel voorbij doordat het er virtuele vormen aan geeft van overhandiging en overdracht (bijvoorbeeld met het oog op de inpandstelling), zonder beweging noch zelfs creatie van een papieren versie. Dit sluit evenwel niet de noodzakelijkheid uit om luidens artikel 1378 van het Burgerlijk Wetboek, zelfs via alternatieve geschriftmechanismen, de titel te definiëren als een immaterieel goed dat, anders en in verband met dit laatste, een schuldvordering en dus niet meer een titel van schuldvordering vertegenwoordigt (Hof van Cassatie, Eerste Sectie, Arrest nummer 8107 van 14/06/2000).

Artikel 9, alinea 1 van het wetgevend decreet nummer 210 van 2001 bepaalt dat - indien de rechten met als voorwerp of met betrekking tot financiële instrumenten, registraties of inschrijvingen worden in een boekhoudkundig boek, op een rekening of op een systeem van beheer of deposito dat gecentraliseerd is, gelegen in een lidstaat van de Europese Unie - de modaliteiten van overdracht van deze rechten alsook het vormen en de uitoefening van waarborgen en andere zekerheden op gezegde rechten exclusief geregeld zijn door de wet van het systeem waar zich het boekhoudkundig boek bevindt, of de rekening of het gecentraliseerde systeem van beheer of deposito, waarin de registraties of de vermeldingen rechtstreeks gebeuren ten gunste van de houder van het recht.

Het gaat om een regel van internationaal privaatrecht die het criterium vastlegt van aanraking op basis waarvan het conflict van wetten opgelost werd, waarbij het principe wordt toegepast, voorgeschreven door de richtlijn, van onherroepelijkheid van betaalorders ingeleid in een gecentraliseerd systeem van beheer, met name in aanwezigheid van zekerheden op de financiële instrumenten. Dit zal zo zijn in geval van beslag of sekwester.

Alinea 2 van artikel 9, reeds aangehaald, bepaalt dat indien het boekhoudkundig boek, de rekening of het gecentraliseerde systeem van beheer of van deposito gelegen is in Italië en betrekking heeft op financiële instrumenten die niet geïntegreerd zijn in een Italiaans systeem van stelsel van dematerialisatie in de zin van artikel 28, reeds aangehaald, van het wetgevend decreet nummer 213 van 1998, de modaliteiten voor de overdracht van rechten alsook het vormen van zekerheden en waarborgen op deze zelfde rechten eveneens geregeld worden door de bepalingen van titel V van hetzelfde decreet, in de mate waarin deze van toepassing zijn.

Het principe lijkt niet alleen van toepassing te zijn op de onherroepelijkheid van de orders die worden ingebracht in een systeem van betaling of een regeling van titels, met name de materie geregeld door het wetgevend decreet nummer 210 van 2001. Indien deze interpretatie gecorrigeerd wordt, kan men hieruit afleiden dat in alle gevallen waarin een gecentraliseerd systeem van beheer bestaat, gelegen in Italië, volgens de bepaling van artikel 9 alinea 1 moet worden overgegaan tot de inschrijving van een zekerheid volgens de vormen van het stelsel eigen aan de gedematerialiseerde titels (Kamer van afgevaardigden - Uiteenzetting van de beweegredenen van het wetsontwerp nummer 3578, XIVde Legislatuur).

Vierde deel. Voorwerp en vorm van het beslag op aandelen van de personenvennootschap

In de personenvennootschap (S.N.C. en S.C.S.), vervullen alle vennoten hun verplichtingen opzichtens de vennootschap (met uitzondering van commanditaire vennoten die bijdragen binnen de grens van de fractie van het onderschreven kapitaal) waarbij zij eveneens putten uit hun persoonlijk vermogen. Deze onbeperkte en persoonlijke aansprakelijkheid heeft een ondergeschikt karakter wanneer de schuldeisers van de vennootschap in de zin van artikel 2304 Burgerlijk Wetboek, niet, zelfs indien de vennootschap in vereffening is, de betaling kunnen vorderen van hun schuldvorderingen door elke vennoot, dan wanneer het vermogen van de vennootschap in het gedrang komt.

Hof van Cassatie, Sectie 2, Arrest nummer 18653 van 16/09/2004.

De verhouding van ondergeschiktheid tussen de aansprakelijkheid van de vennoten van de personenvennootschap in verhouding tot de aansprakelijkheid van de vennootschap, die als eerste kan worden opgeroepen om te voldoen aan de schulden van de vennootschap, sluit niet uit dat de vennoten of de vennootschap hoofdelijke debiteurs kunnen zijn voor dezelfde verplichting, ook op verschillende niveaus.

De omgekeerde vraag is verschillend en complexer wanneer een schuldeiser het voornemen heeft om beslag te leggen op het aandeel van de vennootschap bestemd voor een persoonlijke vordering van de vennoot die debiteur is. Alvorens te onderzoeken in welke mate de aandelen van een personenvennootschap het voorwerp kunnen uitmaken van rechten en eventuele uitvoeringsmaatregelen, moet nader bepaald worden dat:

  • 1. de overdracht van de hoedanigheid en van het aandeel van de vennootschap niet kan plaatsvinden zonder de instemming van de andere vennoten of zonder bijzondere bepaling van de statuten van de vennootschap;
  • 2. de akte van overdracht van een aandeel van de vennootschap - indien dit is voorzien in de statuten van de vennootschap - draagt niet de eigendom - of het aandeel van de onverdeelde eigendom - over van de goederen die het vermogen van de vennootschap uitmaken maar draagt daarentegen enkel het immateriële roerend goed over, bestaande uit het aandeel van de vennootschap alsook de rechten en plichten van administratieve en corporatieve aard die inherent zijn aan de hoedanigheid van vennoot;
  • 3. het aandeel van de personenvennootschap dat "overdraagbaar" is, moet beschouwd worden als een immaterieel goed vergelijkbaar met het roerend goed dat niet is ingeschreven in het openbaar register in de zin van artikel 812 laatste alinea van het Burgerlijk Wetboek maar binnen de mate waarin het het voorwerp kan uitmaken van rechten, volgens de definitie van juridische goederen voorzien in artikel 810 van het Burgerlijk Wetboek.

Vanaf deze concepten en meer bepaald punt twee (de vennoten van de personenvennootschappen zijn geen mede-eigenaars van de goederen van de vennootschap, die deze laatste exclusief in bezit heeft) kan men uitsluiten dat bij de onteigening van het aandeel door de bijzondere schuldeisers van de vennoot, de artikelen 599 en 601 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging van toepassing zijn (onteigening van onverdeelde goederen) evenals de regels die van toepassing zijn op de onteigening bij derden.

Voor wat de grenzen betreft, moet worden verwezen naar de artikelen 2270 van het Burgerlijk Wetboek:

"Zolang de vennootschap bestaat, kan de bijzondere schuldeiser van de vennoot zijn rechten laten gelden op de opbrengsten die verschuldigd zijn aan de debiteur en overgaan tot bewarende daden op het aandeel dat aan deze laatste toekomt bij de vereffening ervan. Indien de andere goederen van de debiteur onvoldoende zijn om zijn schuldvorderingen te betalen, kan de bijzondere schuldeiser van de vennoot bovendien op ieder ogenblik de verkoop vragen van het aandeel van zijn debiteur. Het aandeel moet worden verkocht binnen de drie maanden volgend op het verzoek, tenzij zou worden beslist tot de ontbinding van de vennootschap".

En artikel 2305 van het Burgerlijk Wetboek:

"Zolang de vennootschap bestaat kan de bijzondere schuldeiser van de vennoot niet de verkoop vorderen van het aandeel van de vennoot die debiteur is".

Het arrest van het Hof van Cassatie van 7 november 2002, heeft aan deze vraag een nieuwe interpretatie gegeven in de mate waarin de rechtsleer en de rechtspraak ten gronde de aandelen van de vennootschap zowel van de S.N.C. als van de S.C.S. als onbeslagbaar hebben beschouwd.

In voormeld arrest heeft het Cour Suprême bevestigd dat de aandelen van de personenvennootschappen het voorwerp kunnen uitmaken van onteigening (op voorwaarde dat het aandeel op basis van een specifieke clausule van de statuten van de vennootschap het voorwerp kan uitmaken van overdracht door de loutere wens van de verkoper en van de koper) op basis van onderstaande punten in deze volgorde:

  • a. de aandelen van de personenvennootschap kunnen niet, op zijn minst voor wat het principe betreft, onteigend worden ten gunste van bijzondere schuldeisers van de vennoten zolang de vennootschap bestaat;
  • b. de personenvennootschappen die traditioneel berusten op de vereiste dat de relaties tussen vennoten gekenmerkt worden door vertrouwen (intuitus personae zoals hierboven vermeld), impliceert dat, behoudens andersluidende bepaling voorzien in de statuten, het aandeel van de vennootschap enkel kan worden overgedragen met akkoord van alle vennoten of van deze die de meerderheid vertegenwoordigen van het kapitaal van de vennootschap (artikelen 2252, 2284, 2322 van het Burgerlijk Wetboek). Door de integratie te voorzien in de structuur van de vennootschap van een nieuwe persoon, abstractie gemaakt van de wens van de andere vennoten, zou de onteigening van het aandeel een "nieuw" element inleiden dat niet compatibel is met de kenmerken van dit type vennootschap;
  • c. wanneer hij beslist heeft om aan de bijzondere schuldeisers van de vennoten toe te laten zich te vergoeden op de goederen vertegenwoordigd door de deelneming van hun debiteur, heeft de wetgever de mogelijkheid voorzien om - niet de onteigening maar - de verkoop te eisen van het aandeel dat, zelfs als deze het vermogen van de vennootschap aanvalt, geen wijziging aanbrengt in de samenstelling van de structuur van de vennootschap;
  • d. de onmogelijkheid tot onteigening van het aandeel is niet onderworpen aan een vereiste van bescherming van de schuldeisers van de vennootschap (door immers de vermindering te voorzien van het vermogen van de vennootschap, is de verkoop van het aandeel minder voordelig voor dit type van personen), maar beoogt om de vennoten te beschermen rekening houdend met het belang van de individualiteit van elkeen van hen in hun wederzijdse relaties;
  • e. de overdracht van het aandeel van de vennootschap, zelfs indien dit berust op een onderling akkoord over het principe van de tekortkoming van (enkel) toestemming van de overdrager en van de overnemer voor de uitvoering van de overdracht, verhindert niet een verschillend stelsel, bepaald door de statuten;
  • f. de praktijk levert modellen van personenvennootschappen die verschillend zijn van het traditionele model met een gesloten structuur op rigide wijze, gekenmerkt door de tendens tot soepelere vormen van overdracht van het aandeel van de vennootschap dan deze die door de wetgever werden vastgelegd, zoals deze die gekenmerkt worden door het voorzien van de overdraagbaarheid op basis van een enig akkoord van de personen die rechtstreeks betrokken zijn, gematigd door de toekenning van een voorkooprecht ten gunste van de andere deelnemers in de vennootschap;
  • g. alzo wordt de permanentie in de vennootschap van de vennoten definitief onderworpen aan de exclusieve wens van elkeen van hen;
  • h. deze hypothese beoogt het inbrengen in de statuten van een voorkoopclausule, een "degradatie" van de rol van de wens van de "andere" vennoten en beoogt deze dus (niet te "waarborgen" maar eerder) te "verzachten" in het belang van het individuele element;
  • i. het feit dat de aandelen van de personenvennootschappen die "vrij" overdraagbaar zijn niet onteigend kunnen worden, wordt in het algemeen erkend door het feit dat in dit type gevallen de voorzieningen van de wetgever geen enkele rechtvaardiging bieden voor het feit dat het aandeel niet onteigenbaar is, daarbij afwijkend van het algemene principe van artikel 2740 van het Burgerlijk Wetboek volgens hetwelk de debiteur van de uitvoering van de verplichtingen "al" zijn goederen aanspreekt;
  • j. dit is ook zo het geval wanneer het "vrije" verkeer van het aandeel beperkt wordt door het toekennen van een voorkooprecht ten gunste van de "andere" vennoten;
  • k. voor het overige werd de toepassing van de "beperkingen" op het verkeer van aandelen van de vennootschappen, met inbegrip van in het kader van de uitvoering, uitdrukkelijk erkend door de wetgever in het kader van een bepaling - artikel 2480, tweede alinea B.W. - thans artikel 2471 van het Burgerlijk Wetboek - die stelt dat, zelfs indien deze werd geschreven specifiek met referentie naar de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, zij niet gebaseerd is op de bijzondere kenmerken van dit type vennootschap daar, zoals dit reeds aangetoond is, haar positie in het systeem te wijten is aan een gebrek aan coördinatie bij de opstelling van het wetboek en dus geen enkele rol speelt bij de interpretatie (bepaling die eveneens toepasselijk wordt geacht op de aandelenvennootschappen);
  • l. indien we de regel verder onderzoeken (artikel 2471 B.W.), verwijst deze over het algemeen naar "niet vrij overdraagbare" aandelen en biedt deze in de letterlijke formulering dus geen elementen om de voorkoopclausules te onderscheiden van de andere clausules die in de praktijk inzake statuten, het verkeer van aandelen van vennootschappen anders bepalen;
  • m. niets belet dus aan te nemen dat zelfs de aandelen van een personenvennootschap waarvan het verkeer beperkt is door de toekenning van een voorkooprecht ten gunste van iedere vennoot, het voorwerp kunnen uitmaken van gedwongen onteigening op verzoek van de bijzondere schuldeisers van iedere vennoot, zelfs voor de ontbinding van de vennootschap of de relatie tussen de vennoten;
  • n. Conclusie: "De deelnemingen in een personenvennootschap die, door een bepaling voorzien in de statuten, overdraagbaar zijn (louter) door de wens van de overdrager en van de overnemer, behalve in geval van voorkooprecht ten gunste van de andere vennoten, kunnen in bewarend beslag worden genomen en kunnen worden onteigend ten voordele van de bijzondere schuldeisers van de vennoot, ook voor de ontbinding van de vennootschap."

Hof van Cassatie, Sectie 1, Arrest nummer 7886 van 05/04/2006.

In de personenvennootschap vormt de eenmaking van de gemeenschap van de vennoten (die wordt geuit door de toekenning aan de vennootschap van een naam, een zetel, een bestuur en een vertegenwoordiging) en de autonomie van het vermogen van alle goederen bestemd voor het vervullen van de doelstellingen van de vennootschap (wat wordt weerspiegeld in de min of meer absolute onverschilligheid opzichtens de verplichtingen van de vennoten en in de al dan niet strikte volgorde die wordt opgelegd aan de schuldeisers van de vennootschap in de keuze van de in beslag te nemen goederen) een juridisch mechanisme dat aan de meerderheid (van de vennoten) een eenheid kan bieden van actiemiddelen en dat dus niet toelaat om deze meerderheid te ontbinden in de exclusieve eenheid van een derde genre. Bijgevolg, hoewel men op materieel vlak in de interne contracten iedere wens of elk belang van de vennootschap moet uitsluiten dat verschillend en mogelijks strijdig zou zijn met dat van de vennoten, volstaat op het vlak van de procedure met het oog op het regelmatige uitspreken van het tegensprekelijk vonnis opzichtens de vennootschap, de aanwezigheid in de procedure van alle vennoten die vervolgens gewag maken van de beslissing genomen tegen deze laatsten maar ook opzichtens gezegde vennootschap. (In toepassing van dit principe heeft het Hof van Cassatie uitgesloten dat het voorstel tot verzoek om annulatie van een akte van overdracht van de aandelen van de vennootschap, gesloten tussen de vennoten van een vennootschap in collectieve naam, niet de uitbreiding vereist van het tegensprekelijke, met inbegrip van tegen de vennootschap).

Vijfde deel. Onroerende rechten

Artikel 555 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging bepaalt als goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van beslag, de onroerende goederen alsook de onroerende rechten (zakelijke genotsrechten).

De onroerende rechten zijn een zakelijk recht van genot ten gunste van diegene of diegene die niet de eigenaar is van het onroerend goed en die de verplichting heeft om hiervan niet de economische bestemming te wijzigen; deze rechten zijn het opstalrecht, het erfpachtrecht, het recht op vruchtgebruik, het gebruiksrecht, het bewoningsrecht alsook de servitudes. De bepalingen en overeenstemmende vorderingen met betrekking tot de onroerende goederen zijn ook van toepassing op het zakelijk recht (artikel 813 van het Burgerlijk Wetboek). Voor wat betreft de overdracht of het vestigen van de zakelijke rechten op een onroerend goed, is de schriftelijke akte vereist (artikel 1350 van het Burgerlijk Wetboek).

1. RECHT OP VRUCHTGEBRUIK

Dit duidt het recht aan om te genieten van de zaak van iemand anders. Het kenmerk van het vruchtgebruik berust op de duurtijd die tijdelijk is: indien niets gezegd wordt, beschouwt men het dat dit heel het leven van de vruchtgebruiker zal duren. De vruchtgebruiker kan zijn recht overdragen aan andere personen, hij kan de hypotheek toekennen en zelfs de zaken verhuren die het vruchtgebruik uitmaken.

2. GEBRUIKSRECHT

Het gebruik verwijst naar het recht om een goed te gebruiken en indien het vruchten opbrengt om deze te oogsten binnen de grenzen van zijn behoefte en deze van zijn gezin. Het is niet mogelijk om het gebruiksrecht over te dragen of te verhuren. Het dooft uit bij het overlijden van de houder ervan.

Zesde deel. Beslag bij derden

1. INLEIDING

De onteigening van schuldvorderingen bij derden wordt geregeld door de artikelen 543 - 554 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging.

Artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging.

Het beslag van schuldvorderingen van de debiteur opzichtens derden of van zaken van de debiteur die in het bezit zijn van derden, wordt uitgevoerd door akten, persoonlijk bekend gemaakt aan de derde en aan de debiteur, luidens de artikelen 137 en volgende.

De akte moet, bovenop de aanmaning verstuurd aan de debiteur voorzien in artikel 492, bevatten:

1. de vermelding van de schuldvordering die het voorwerp uitmaakt van de beslagprocedure, van de uitvoerbare titel en van de verplichting;

2. de opgave, minstens globaal, van de zaken of sommen die verschuldigd zijn en de aanmaning gericht aan derden hierover niet te beschikken zonder beslissing van de rechter;

3. de verklaring van woonst of van woonstkeuze in de gemeente waar de bevoegde rechtbank zetelt;

4. de dagvaarding om te verschijnen van de derde of van de debiteur voor de rechter van de plaats van residentie van de derde, zodat deze aangifte kan doen voorzien in artikel 547 en dat de debiteur aanwezig zou zijn bij deze aangifte en de daaropvolgende akten, evenals de dagvaarding van de derde indien het beslag betrekking heeft op de schuldvorderingen vermeld in artikel 545, derde en vierde alinea's en in alle andere gevallen die moeten worden meegedeeld, de verklaring voorzien in artikel 547 verstuurd aan de beslagleggende schuldeiser binnen de tien dagen per aangetekend schrijven;

De vermelding van de zittingsdatum moet de termijn respecteren voorzien in artikel 501.

De gerechtsdeurwaarder die is overgegaan tot de bekendmaking van de akte is gehouden om binnen de kortste termijnen het origineel neer te leggen op de griffie van de rechtbank voor de vorming van het dossier voorzien in artikel 488. Dit dossier moet de uitvoerbare titel bevatten en de ingebrekestelling die de beslaglegger moet neerleggen op de griffie op het ogenblik van de stelling voorzien in artikel 314.

(Artikel 314. Artikel afgeschaft door artikel 71, Wetgevend Decreet van 19 februari 1998, nummer 51)

Bovenop de roerende zaken, bepaald de rituele Code op dezelfde wijze het beslag op schuldvorderingen van de debiteur opzichtens derden.

De recente hervorming op de roerende uitvoering heeft een einde gesteld aan de volgende vraag, vaak beraadslaagd tussen rechtsleer en rechtspraak: Verplicht het beslag onder derden de derde om het geheel van zijn schuld te blokkeren en hierop toezicht te houden opzichtens de beslagen schuldeiser of enkel het bedrag dat overeenstemt met de schuldvordering vermeld door de beslaglegger?

Over deze vraag is de wetgever tussengekomen en heeft hij verklaard dat - in wijziging van artikel 546 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging - in het kader van het beslag van de schuldvordering van de debiteur opzichtens derden, de verplichting verbonden met de onbeschikbaarheid van gezegde schuldvordering van toepassing is binnen de grens van de schuldvordering die in beslag genomen wordt, vermeerderd met de helft.

Artikel 546. eerste alinea. Verplichtingen van de derde.

Vanaf de datum van kennisgeving van de akte voorzien in artikel 543, is de derde voor wat betreft de zaken en de sommen die hij verschuldigd is en binnen de grenzen van het bedrag van de residuele vordering vermeerderd met de helft, onderworpen aan de verplichtingen die de wet oplegt aan de depositaris.

2. VORM VAN HET BESLAG

De beslagakte bij derden heeft de functie om een inpandgeving op te leggen op de schuldvordering van de beslagen debiteur om te voldoen aan de onteigening van de aanlegger.

Het beslag van schuldvorderingen van de debiteur opzichtens derden of van zaken van de debiteur die derden in hun bezit hebben, wordt uitgevoerd door akten waarvan persoonlijk wordt kennis gegeven aan de derde (artikel 546 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging) en aan de debiteur, luidens de artikelen 137 en volgende. Het centrale en bepalende moment van het beslag bij derden (zelfs akten bestaande uit meerdere elementen) berust op de kennisgeving van de akte zelf.

De vorm van de akte bestaat uit 2 verschillende onderdelen: het eerste deel wordt ingewilligd door de beslagleggende schuldeiser en bevat de elementen vermeld in artikel 547 Wetboek Burgerlijke Rechtspleging terwijl in het tweede deel, ondertekend door de gerechtsdeurwaarder, alle gegevens vermeld worden met betrekking tot artikel 492 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging.

3. AFRONDING

Het beslag bij derden wordt afgerond niet enkel dankzij de kennisgeving van de akte voorzien in artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging - hetgeen de sommen verschuldigd door derden onmiddellijk onbeschikbaar maakt, hetgeen eveneens wijst op de efficiëntie en het bestaan van gezegd beslag - maar ook door de positieve verklaring van de derde of de vaststelling van de schuldvordering door de rechtbank. Het is enkel onder deze twee vormen dat de zaken of sommen waarvan de derde debiteur of houder is, alsook het ogenblik waarop hij de betaling op de teruggave moet verrichten, exact en concreet gespecificeerd worden.

Tussen de datum van kennisgeving van het beslag en de dag van de zitting, moet een termijn worden gerespecteerd bepaald in artikel 501 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging, met name tien dagen.

De gerechtsdeurwaarder die is overgegaan tot de kennisgeving van de akte, is ertoe gehouden om binnen de kortst mogelijke termijn het origineel neer te leggen op de griffie van de rechtbank - of de gedetacheerde sectie - voor de samenstelling van het uitvoeringsdossier. Het dossier moet de uitvoerbare titel en de verplichting bevatten die de beslaglegger moet neerleggen op de griffie op het ogenblik van de inschrijving op de rol van zijn vordering.

4. BEVOEGDE RECHTER

Artikel 543, vierde alinea, bepaalt dat de derde en de debiteur moeten verschijnen voor de rechter van de verblijfplaats van de derde.

De moeilijkheden doen zich blijkbaar voor wanneer het gaat om rechtspersonen die andere territoriale structuren hebben zoals banken, posten, voorzieningsorganismen, administraties van de stad, enz.....

In het algemeen, behoudens de hierna vermelde uitzonderingen, is het principe dat indien een derde een rechtspersoon is - een vennootschap -, het de rechter van de plaats is waar de persoon wettelijk gevestigd is, die bevoegd is of zoniet deze van de plaats waar het filiaal de aansprakelijkheid draagt van de relatie die aanleiding heeft gegeven tot de vordering maar die ook een vertegenwoordiger heeft die, met behoud van de bevoegdheid voor beheer van de betreffende relatie (en dus de bevoegdheden van materiële vertegenwoordiging), gemachtigd is om de verklaring van de derde over te maken in overeenstemming met artikel 547 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging.

5. VERLONINGEN, SALARISSEN EN RETRIBUTIES

In het geval waarin de schuldvordering voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst onderhouden met een concessionaris van een openbare dienst, moet daarentegen de andere regel worden toegepast die voortvloeit uit het decreet van de voorzitter van de Republiek van 5 januari 1950, nummer 180, artikel 1, 3 en 4, en het arrest van 10 juni 1994 nummer 231 van het grondwettelijke Hof: is bevoegd de rechter van de plaats waar het orgaan of het bureau van de administratie gelast met de verloningen en salarissen zetelt.

Wet nummer 311 van 30 december 2004, artikel 1, alinea 137.

Volgende wijzigingen worden aangebracht aan de unieke tekst van de wetten met betrekking tot het sekwester, het beslag en de overdracht van verloningen, salarissen en weddes van ambtenaren van de publieke overheden vermeld in het decreet nummer 180 van de voorzitter van de Republiek van 5 januari 1950: in artikel 1, eerste alinea, na de woorden: "van communicatie of transport", wordt toegevoegd wat volgt: "alsook de privé ondernemingen"; de rubriek van titel III wordt vervangen door de volgende: "Van de overdracht van verloningen en salarissen van ambtenaren van de Staat die niet gewaarborgd zijn door het Fonds, van bedienden en weddetrekkenden die geen ambtenaren van de Staat zijn en van de bedienden van privépersonen"; artikel 34 wordt afgeschaft; in de eerste paragraaf van artikel 54 worden de bewoordingen: "luidens huidige titel" vervangen door de volgende bewoordingen: "luidens de bewoordingen van titel II en huidige titel".

AMBTENAREN VAN DE STAAT

In de specifieke hypothese van beslag ten laste van staatsambtenaren, heeft het Cour Suprême ingevolge arrest nummer 231/94 van het Grondwettelijk Hof verscheidene malen het principe verklaard volgens hetwelk de bevoegdheid inzake gedwongen onteigening van schuldvorderingen inzake arbeid van de ambtenaren van de staat toebehoort aan de rechter van de plaats waar het orgaan of het bureau zetelt van de administratie gelast met de uitbetaling van het salaris.

POST EN ARBEIDSOVEREENKOMST

Op basis van dit rechtsprincipe, indien de derde bijvoorbeeld het postorganisme is, is de bevoegde rechter in de procedure van onteigening van schuldvorderingen bij derden, exclusief en op niet alternatieve wijze in verhouding tot diegene van de zetel van de vennootschap Italiaanse post, de plaats waar het bureau zetelt van de vennootschap waarvan de debiteur afhangt, indien het voorwerp van de uitvoering gevormd wordt door de schuldvordering van de debiteur die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst (cfr. Hof van Cassatie, Derde Sectie, Beschikking nummer 11180 van 7 mei 2008). Indien daarentegen de schuldvorderingen afkomstig zijn van sommen die gedeponeerd zijn op een postrekening courant, wordt voormeld principe toegepast voor de banken of vennootschappen in het algemeen.

PENSIOEN

Hetzelfde principe is van toepassing op staatsambtenaren in de gevallen waarin de aangifte van derden moet worden overgemaakt door een openbaar voorzieningsorganisme. De territoriaal bevoegde rechter voor de schuldvorderingen met betrekking tot de pensioenprestaties van de persoon op wie beslag gelegd wordt, is niet diegene van de plaats van de wettelijke zetel van het organisme - en is niet alternatief - maar moet worden bepaald in referentie tot de plaats waar het bureau gelast met de storting van het pensioen zetelt.

Hof van Cassatie, Derde Sectie, Arrest nummer 9016 van 12/09/1997.

Inzake gedwongen onteigening van schuldvorderingen, in het geval dat de derde debiteur een rechtspersoon is, impliceert deze omstandigheid dat door het criterium van residentie voorzien in de tweede alinea van artikel 26 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging aan te passen, de bevoegde rechter moet worden bepaald in functie van de plaats waar de debiteur zetelt, zonder mogelijkheid tot concurrentie tussen de bevoegdheid die alzo is vastgelegd en deze van de rechter van de plaats waar de rechtspersoon zijn gedecentraliseerde structuur bezit, overwegende dat een dergelijke concurrerende bevoegdheid (die negatieve gevolgen heeft voor wat betreft de beslagbaarheid van eenzelfde schuldvordering voor verschillende rechtbanken en de waarschijnlijkheid op een conflict tussen de beslagleggende schuldeisers in verschillende plaatsen) betrekking heeft op de hypothese waarin de rechtspersoon beschuldigd wordt, hetgeen niet het geval is indien deze gedagvaard wordt om de verklaring van derden over te maken, in overeenstemming met artikel 543 Wetboek Burgerlijke Rechtspleging. Hieruit vloeit voort dat ingeval van beslag op cheques ten laste van I.N.P.S. (organisme dat deel uitmaakt van de administraties bepaald in artikel 4 van het decreet van de voorzitter van de Republiek nummer 180 van 5 januari 1950, houdende de bepalingen inzake sekwester, beslag en salarisoverdracht van ambtenaren van de publieke administraties), ongeacht of het gaat om salarissen, pensioenen of gelijkgestelde cheques, het beslag uitgevoerd moet worden niet bij de wettelijke zetel van het organisme maar bij de territoriale zetel die het beheer voert van het specifieke salarisverslag dat aan de basis ligt van de in beslag te nemen schuldvordering, de bevoegdheid met het oog op de verklaring voorzien in artikel 543 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging wordt bepaald in verhouding tot deze territoriale zetel en komt toe aan de rechtbank van dezelfde zetel.

De arresten van het grondwettelijk hof zijn fundamenteel inzake beslag op delen van pensioen. Meer bepaald ingevolge het arrest van 4 december 2002, nummer 506 van het Hof verdwijnt de absolute onbeslagbaarheid van pensioenen maar deze laatste blijven onbeslagbaar - met als enige uitzonderingen voorzien door de wet op de voormelde schuldvorderingen - betreffende het enige deel van de PENSIOENEN, schadevergoedingen en andere uitkeringen noodzakelijk om aan de gepensioneerde de gepaste middelen te bezorgen om te voldoen in zijn bestaansbehoefte, maar zijn beslagbaar binnen de grenzen van EEN VIJFDE van het resterende deel. De beslissing en het aangehaalde arrest van het Hof baseren zich op de volgende overweging: "Het algemeen belang - waarin het criterium van de sociale solidariteit vertaald wordt - dat toelaat aan de gepensioneerde om te genieten van een pensioen "aangepast aan zijn vitale behoeften" kan en moet immers ook een beperking impliceren van het recht van de derde om zijn rechten op de schuldvordering te laten gelden op het goed dat bestaat uit de overlevingspensioenen; maar deze beperking mag niet totaal en zonder onderscheid zijn en moet daarentegen beantwoorden aan criteria van gezond verstand die enerzijds beogen om in ieder geval (en dus zelfs door het opofferen van rechten van derden) aan de gepensioneerde de gepaste middelen te waarborgen om te voldoen in zijn levensbehoeften en anderzijds om aan derden, buiten een redelijke limiet, geen opoffering op te leggen van hun schuldvorderingen, door de integraliteit van het overlevingspensioen de hoedanigheid te weigeren van goed waarmee de vordering kan voldaan worden."

6. ONBESLAGBARE VORDERINGEN

De regels inzake onbeslagbaarheid van schuldvorderingen, net zoals voor de onbeslagbaarheid van roerende goederen, zijn regels die een strikte interpretatie vergen - die niet vatbaar is voor analoge interpretatie - en die een uitzondering vormen op het principe van de waarborg (aansprakelijkheid) van het algemene vermogen van de debiteur, vermeld in artikel 2740 van het Burgerlijk Wetboek.

De onbeslagbare schuldvorderingen voorgesteld in artikel 545 van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging zijn:

  • de alimentatievorderingen behalve voor vorderingen verbonden met alimentas en nog steeds met machtiging van de rechter en op het deel dat deze bij beschikking zal vastleggen (relatieve onbeslagbaarheid);
  • de vorderingen met als voorwerp uitkeringen van steun of onderhoud aan personen voorzien in de lijst van personen in situatie van armoede ofwel uitkeringen gestort uit hoofde van moederschap, ziekte en overlijden door verzekeringskassen, door organismes voor bijstand of door liefdadigheidsinstellingen.

De sommen die gestort worden door particulieren uit hoofde van uitkering, salaris of andere vergoeding met betrekking tot de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de sommen verschuldigd wegens ontslag, kunnen in beslag genomen worden uit hoofde van onderhoudsvorderingen in de mate toegestaan door de rechter. Deze sommen kunnen in beslag genomen worden ten bedrage van één vijfde van de belastingen verschuldigd aan de Staat, aan de Provincies en aan de Gemeentes en voor een hoogte gelijk aan die van alle andere schuldvorderingen.

Het gelijktijdig beslag omwille van de hierboven voormelde beweegredenen kan niet worden uitgebreid tot meer dan de helft van het bedrag van voormelde sommen.

Zevende deel. Industriële eigendom

De patrimoniale rechten van industriële eigendom in de zin van het wetgevend decreet nummer 30 van 10 februari 2005 kunnen het voorwerp uitmaken van gedwongen uitvoering.

Worden toegepast bij de uitvoering de regels vastgelegd door het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging inzake uitvoering op roerende goederen.

Het beslag op de industriële eigendomstitel wordt gelegd bij akte bekend gemaakt aan de debiteur, door bemiddeling van een gerechtsdeurwaarder. De akte moet bevatten:

  • a) de aangifte van beslag van de titel van industriële eigendom, na vermelding van de elementen die deze kunnen identificeren;
  • b) de datum van de titel en van de uitgifte ervan onder uitvoerbare vorm;
  • c) de som waarvoor men overgaat tot de uitvoering;
  • d) de voornaam, naam en woonst of verblijfplaats van de schuldeiser en van de debiteur;
  • e) de voornaam en de naam van de gerechtsdeurwaarder. Vanaf de datum van kennisgeving endosseert de debiteur de verplichtingen van de vervolgende partij van het gerechtelijk sekwester op de titel van industriële eigendom, met inbegrip van de eventuele opbrengsten. Deze opbrengsten, verworven na de datum van kennisgeving, voortvloeiend uit de overdracht van het gebruik van het recht van industriële eigendom, worden gecumuleerd met het resultaat van de verkoop met het oog op de uitkering die hierop volgt.

De beslagakte van het industriële eigendomsrecht moet worden overgeschreven op straffe van verval binnen de 8 dagen volgend op de kennisgeving. Luidens de overschrijving van de akte van beslag van het industriële eigendomsrecht, en zolang dit beslag geldig is, gelden de achteraf overgeschreven beslagen als verzet tegen de verkoopprijs indien zij meegedeeld worden aan de beslagleggende schuldeiser.

De verkoop en de toewijzing van de industriële eigendomsrechten die in beslag genomen worden, worden uitgevoerd volgens de overeenkomstige bepalingen vermeld in het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging in voorkomend geval, behoudens bijzondere bepalingen van huidig wetboek.

De verkoop van het industriële eigendomsrecht kan slechts gebeuren voor het verstrijken van een termijn van minstens dertig dagen volgend op het beslag. Een termijn van twintig dagen moet verstrijken voor de verkoop vanaf de beschikking die de dag vastlegt van gezegde verkoop. Betreffende de verkoop en de toewijzing van de industriële eigendomsrechten, stelt de rechter de bijzondere vormen op die hij geschikt acht voor ieder geval, waarbij ook de aankondiging voorzien wordt van de verkoop aan het publiek, in afwijking van de regels van het Wetboek Burgerlijke Rechtspleging. Zo nodig kan de rechter beslissen om de aankondiging aan te brengen in de lokalen van de kamer van koophandel en deze van het Italiaanse bureau voor merken en brevetten, en deze vervolgens laten publiceren in het Tijdschrift voor industriële eigendomsrechten.

In het kader van de gedwongen uitvoering op de industriële eigendomsrechten, moet de verzoekende schuldeiser minstens tien dagen voor de verkoop aan de overgeschreven schuldeisers die de rechten van de waarborg in hun bezit hebben, de akte van beslag bezorgen en het decreet dat de verkoopdag vastlegt. Deze laatste schuldeisers moeten op de griffie van de bevoegde gerechtelijke overheid hun vorderingen tot toewijzing neerleggen, vergezeld van de bewijsstukken, binnen de vijftien dagen volgend op de verkoop. Iedere betrokken persoon kan gezegde aanvragen en documenten onderzoeken.